Het is koud in de stad. In de verte zie ik een jongen met een felrode jas. Hij klappertandt. Zijn gezicht is wit. Hij probeert uit alle macht een map te verbergen. In de map staat informatie over S.O.S. Kinderdorpen. De jongen wil naar huis. Ik krijg een idee. Met mijn beste Vifit-glimlach loop ik op hem af. ‘Hoi, mag ik je misschien wat vragen?’ ‘Nou, ik ben aan het wer...’ ‘Weet je hoe ik vanaf hier het snelst bij de kwartelstraat kom?’ ‘Nou, ehh.’ ‘Wacht, ik pak even pen en papier erbij. Ik heet Mike, trouwens, jij?’ ‘Sander.’ ‘Hoi Sander, wat een rotweer hè.’
Sander doet een stap achteruit. Ik doe een stap vooruit. ‘Het hoeft maar heel even te duren hoor. Als je me kunt vertellen in welke richting ik moet lopen ben ik al hartstikke blij.’ ‘Nou, je loopt gewoon die kant op.’ ‘Ja, dat is de voorstraat, toch? Heb je wel eens stilgestaan bij het aantal mensen dat zwerft in de voorstraat? Vreselijk, toch? Ik wil daar héél graag iets aan doen. En ik niet alleen. Mijn stichting zet zich daar enorm voor in. Wacht, dan pak ik even een foldertje.’
Sander is intussen nog een paar tinten witter geworden. Wanhopig kijkt hij achterom, naar zijn collega’s. Zij warmen zich aan grote bekers koffie. ‘Je komt er wel, zo, toch?’ Vraagt hij hoopvol. Maar aan een dergelijke voorzichtigheid heb ik, in deze situatie, totaal geen boodschap. De persiflage moet wel realistisch zijn. ‘Sander, toe, ik heb hem net helemaal voor je uit mijn tas gevist. Neem hem in ieder geval van me aan, dan ben je daarna van me verlost.’ Sanders gezicht klaart op. ‘Oké, dat lukt nog wel.’
‘Oh, als je me even je naam en adres geeft, dan stuur ik je een gratis welkomstworst, die de zwervers helemaal zelf maken, van afvalvlees, als tegenprestatie.’ ‘Nou, dat hoeft niet, dank je.’ ‘Oké. Dus je laat de zwervers voor niks al deze worsten maken? Dan zullen ze hier niet lang meer mee doorgaan. Ze worden al door alle voorbijgangers genegeerd en nu boor jij hen de enige leuke bezigheid die ze nog hebben ook zo even door de neus? Leuk is dat, zullen ze blij mee zijn.’ ‘Oke, oke’, zegt Sander, terwijl zijn ogen beginnen te glimmen en zijn ademhaling stokt, ‘Ik zoek een ander baantje.’ Ik geef hem een hand en loop tevreden naar huis.