zaterdag 31 december 2011

Men at Work

Het is de dag na kerst (de mooiste dag van het jaar) en ik loop met mama door Tilburg, bonnetjes van de H&M en de HEMA in de aanslag. De kleren die ik had gekregen waren iets te klein - ik was een tijd niet thuis geweest. Mijn moeder had van alle kledingstukken zorgvuldig de prijskaartjes af gehaald. Het waren tenslotte cadeautjes. Het kostte ons een halfuur om alles te ruilen; de kerstgedachtes van het winkelpersoneel waren al veilig opgeborgen. Allemaal overkomelijk, ware het niet dat het derde bonnetje dat we bij ons hadden van de Men at Work afkomstig was. De Men at Work, zo’n beetje het tegenovergestelde van wat we er aantroffen.

Ik kijk naar de broek die ik ga ruilen. Het is toch niet alleen de maat. Hij is best leuk, maar iets te gebleekt, en iets te donker misschien. Ik heb al een paar donkere spijkerbroeken, een lichte zou de boel mooi in balans brengen, denk ik, en ik zie een paar winkelende mannen iets soortgelijks denken. Ik loop met lichte tegenzin naar de spijkerbroeken, die weerloos aan twee lange witte koorden hangen te hangen. De reden van mijn tegenzin stapt op me af en kijkt me aan, terwijl een schaapachtige grijns zijn verveling verraadt. “Lukt het allemaal een beetje?”

Een beetje lukt het zeker. Dus ik antwoord: “Ja hoor, het lukt wel.” Ik kijk de man at work heel even aan, uit bij elkaar geperste beleefdheid. Het is meer een child at work, denk ik, maar de naam Children at Work wekt argwaan, dat snap ik wel. Ik kijk snel weer naar de broeken. Voor ik het weet hang ik ertussen en krijg ik veertien nieuwe collecties omgehangen en aangetrokken. “Heb je een beetje een idee wat je ongeveer zo’n beetje zoekt?” Het beetje lukken begint gevaar te lopen, ik voel me steeds ongemakkelijker worden. “Ja, dat weet ik. Ik kom eruit, hoor, dankjewel.”

Ik kijk hem nog een keer kort aan. Ik heb spijt van mijn ‘dankjewel’, ik zie direct de niet bedoelde uitwerking ervan: de jongen legt een broek weg en komt nog wat dichterbij. “Oké, mag ik vragen wat voor modelletje je zoekt?” Dat heb je zojuist gedaan, denk ik. Doutzen Koes zou wel leuk zijn. “Nou ja, eh, ja, een eh, spijkerbroek, gewoon, een spijkerbroek, een lichte.” Nu kijk ik niet meer op, deels uit strategische overwegingen en deels uit schaamte. Waarom kan ik zo’n jongen niet van me afschudden? Of: waarom heeft Jip Hip niet door dat ik al vanaf de eerste seconde één brok communicatieve weigering ben?

Zuchtend geef ik het op. “Ik kijk even verder, dankjewel.” Weer zo’n misplaatste ‘dankjewel’, waar komen die elke keer vandaan? Mijn moeder vraagt iets aan me, maar ik kan het niet verstaan, ik hoor alleen de muziek, die overdreven hard de winkel door trilt. We lopen naar de truien en vesten, ik verzin dat ik die ook goed kan gebruiken. 

zondag 18 december 2011

Me, myself and iPhone



Tegenover me zitten twee meisjes. Ze zijn een jaar of dertien en hebben allebei een iPhone vast; een vanzelfsprekendheid die er bij mij nog niet helemaal ingaat. In hun oren zingt Rihanna dat ze niemand nodig hebben en thuis wacht facebook op een paar willekeurig geplaatste likes, hartjes en wjnmk’s. Intussen hebben ze het met elkaar over jongens. Ze kijken erbij alsof ze zojuist voor de derde keer gescheiden zijn. ‘Ja, weet je, ik vond hem echt wel leuk enzo, maar hij doet gewoon niet zo chill nu, kapot irri, weet je.’

Het linkermeisje heeft zich, om het plaatje compleet te maken, flink opgemaakt en draagt een spijkerbroek die verhult dat ze nog haar boeken kaft en een bedtijd heeft. Haar vriendin, of eigenlijk haar praatprojectiel, zit er meer casual bij, in een joggingbroek en een adidasjas met groene, fluorescerende strepen. Als ze zou weten hoeveel licht deze geven als ze ’s avonds zonder licht door de stad fietst, zou ze ze er ter plekke hebben afgekrabd. Ze had er de nagels voor.

‘O, ja, maar weet je. Stino laat al gewoon zeg maar gewoon drie uur ofzo niks van zich horen. Kankaleluk.’ ‘Oke, ja. Maar ik heb die jongen dus gewoon gesmst, krijg ik gewoon niks terug, nog steeds niet.’ ‘Oh. Ik denk echt dat Stino gewoon een ander heeft ofzo, weet je.’ ‘Ja. Als ie nu niet terug smst heeft ie echt een probleem jonge, dan maak ik het uit ofzo.’ ‘Ik heb wel ‘s vijf dagen met een jongen gehad.’ ‘Ik wel ‘s vijf uur.’ ‘Ik wel ‘s vijf minuten.’

Ze blijven elkaar nog een tijdje overbluffen. Op een gegeven moment heeft het rechtermeisje het wel ’s uitgemaakt met een jongen voordat ze iets met hem had. Hij was er nog steeds kapot van. Zij niet zo, want … En er volgde weer iets indrukwekkends, iets kapot stoers, iets Beyoncé-independent-woman-achtigs. De jongens in kwesties hijgden in alle verhalen hoopvol achter de Uggs van de dames aan, waar zij zelf in hoge snelheid naast liepen. Als ze te hard liepen en alleen overbleven, ging de iPod aan en lieten de besties-4-evah zich door Jesse J vertellen dat ze schijt aan alles moesten hebben. 

Ik vroeg me altijd af waar Steve Jobs die ‘i’ vandaan had gehaald. Tot vandaag.