Ik hoor niet graag zinnen die beginnen met mijn eigen naam. Dan probeer ik de ander snel naar de eigenlijke boodschap te stuwen. Ik weet hoe ik heet en ik weet dat er anderen zijn die het ook weten. Daar mag het wat mij betreft bij blijven. Het horen van mijn voornaam maakt me altijd een beetje onzeker. Het is niet dat ik mijn naam lelijk vind – al vind ik hem ook niet overdreven mooi. Alleen, ik heb de neiging aan sommige voornamen allerlei zeer specifieke en lang niet altijd even voordelige eigenschappen en levenswegen te koppelen. Hetzelfde doe ik, zo blijkt, met mijn eigen naam. Onzekerheid is de uitkomst van de som van mijn naam en mij.
Bij anderen vormen naam en persoonlijkheid een wat harmonieuzer geheel. Tijs van den Brink is zo iemand. Tijs dringt al veertig jaar als een te grote hap waterijs ieders geweten binnen. Een collectieve brainfreeze heeft er ooit voor gezorgd dat Tijs zendtijd kreeg. Tijs heeft in zijn jeugd afscheid moeten nemen van de 'h', die bij andere Thijsen mocht blijven zitten waar hij zat. Omdat er, zelfs in zijn puberteit, nog steeds geen spoor van ‘hartelijkheid’, ‘humor’ of ‘hartstocht’ in Thijs aangetroffen werd, moest hij zonder ‘h’ verder. Gerechtigheid, als je het mij vraagt.
Johnny de Mol is ook een goed voorbeeld van een geslaagde combinatie. John is een wereldburger die verder kijkt dan zijn eigen neus, voordeur en vriendin lang, hoog en lekker zijn. De ‘ny’ zorgt ervoor dat Johnny zichzelf niet al te serieus hoeft te nemen. Hij reist, maar zonder regels, ongedwongen, zonder bestemming. John zou een beveiliger van een wat ranzig hotel op Bonaire kunnen zijn. Johnny kan zonder zorgen een gitaar op de barbecue gooien en intussen een beetje jammen op zijn everzwijn. Zo is Johnny. Dat weet je bij het horen van de naam.
Wat Mike voor iemand is, dat houd ik liever nog even geheim. In de tussentijd probeer ik meer één te worden met hem. Mijn eerste bezoek aan de sportschool komt steeds dichterbij.