“Dames en heren, van harte welkom bij Debat op 2. Mijn naam is Arie Boomsma en ik heb een lange nek die ik graag uitsteek. Deze week doe ik dat voor een project op een middelbare school in Utrecht. Met dit project, Geen School genaamd, wordt ingespeeld op de interesses en wensen van de leerlingen. In plaats van het verwerken van de gebruikelijke lesstof, krijgen de betrokken leerlingen een week lang de kans om hun eigen programma samen te stellen. Hierbij reiken de mogelijkheden tot workshops van bekende muzikanten of vergaderingen met politici. Leerlingen merken dat ze invloed en zeggenschap hebben, worden zich bewust van hun eigen talenten en leren deze optimaal te benutten.”
“Eerste reacties…”
“Ja, hartstikke leuk natuurlijk, zo’n feestweek voor de leerlingen, maar wanneer wordt de achterstand ingehaald? Ze zullen uiteindelijk toch allemaal hun examens moeten halen, of niet?”
“Meneer Louwman, u wilt hierop reageren, zie ik.”
“Ja, heel graag. Ten eerste is het geen feestweek. Dat leerlingen het naar hun zin hebben wil niet zeggen dat er niets geleerd wordt; dat is een misvatting die in deze tijd wild om zich heen slaat. Leerlingen zijn de hele week actief in de weer met de verwezenlijking van ambitieuze leerdoelen die ze zichzelf gesteld hebben.
Daarnaast is het vasthouden aan examens een excuus om vast te houden aan het huidige dominante onderwijssysteem. Het is een cirkelredenering, wanneer je stelt dat aan het huidige onderwijssysteem niet getornd mag worden, omdat anders de examens, die daar onderdeel van uitmaken, niet gehaald kunnen worden. Zo krijgt het huidige systeem een soort onschendbaarheid waarop ze absoluut geen recht heeft.”
“Maar het huidige systeem heeft zich toch bewezen? Ik moet er niet aan denken dat het veranderd wordt, de leerlingen zijn al zo moeilijk in de hand te houden in deze tijd.”
“Ik weet niet of het huidige systeem zich bewezen heeft, op een aantal vlakken misschien. Ik vind in ieder geval dat het een aantal cruciale aspecten van de ontwikkeling van jongeren over het hoofd ziet. Denk aan de creatieve ontwikkeling, aan het buiten bestaande kaders denken, waar jonge mensen juist zo goed in zijn. Dit blijft in het onderwijs vaak onderbelicht. Terwijl dergelijke kwaliteiten leerlingen in staat stellen hun eigen voorkeuren en talenten te ontdekken. In de huidige onderwijspraktijk is het vaak de bedoeling om klasgenoten of docenten zo goed mogelijk na te doen. Dit leidt tot uniformiteit in keuzes die juist op eigen inzichten gebaseerd zouden moeten zijn.
Dat leerlingen in deze tijd moeilijk in de hand te houden zijn, betwijfel ik helemaal. Als ik me baseer op mijn eigen ervaringen, geldt dit hooguit voor een enkele leerling. De lastige leerling is pas in de meerderheid als je als docent a priori uitgaat van gedragsproblemen in de klas. De leerlingen merken dit en komen in opstand, en gelijk hebben ze; ze willen serieus genomen worden. Hun houding heeft dus, mijns inziens, bijna altijd een oorsprong of oorzaak waar de docent invloed op uitoefent. Aan de docent is het daarom de taak zoveel mogelijk leerlingen zo goed mogelijk te bereiken.”
“Een oplossing als deze is geen haalbare kaart. Voor een meer leerlinggerichte aanpak is in deze tijd van bezuinigen geen geld en ruimte.”
“Misschien toch wel. Nu het kabinet gevallen is veranderen de vooruitzichten. De kans is groot dat een nieuwe regering een andere verdeling maakt als het gaat om door te voeren bezuinigingen. Het onderwijs kan daarvan profiteren. Hopelijk krijgt Geen School de aandacht die het in mijn ogen verdient en zet het onderwijs spoedig de eerste resolute stappen in de richting van de leerling.”