dinsdag 1 mei 2012

(On)gedwongen

Een normale dag. ’s Ochtends naar de supermarkt voor brood en sap. En pindakaas. Aan de kassa wordt me gevraagd of ik een bonuskaart heb. Mijn antwoord is een hoopvol en geoefend ‘Nee, niet bij me.’ Of ik de bonuskaart van de caissière wil gebruiken. Graag. Helaas krijg ik geen exemplaar overhandigd, dat ik direct teruggeef aan het meisje achter de kassa. Het zou de waanzin compleet maken. Nu heb ik het vermoeden dat een aantal mensen, de caissière incluis, een soort dit-gaat-me-boven-de-pet-logica achter de hele transactie zoekt. In plaats van toe te geven dat de bonuskaart niets voorstelt; ieder pratend persoon krijgt de korting.

Met mijn ontbijt in een plastic tas fiets ik naar het station. Met enige moeite wring ik mijn fiets tussen duizenden andere. Drie sloten zorgen ervoor dat iedereen met ribben mijn fiets uit zijn hoofd kan zetten. Ook zorgen ze ervoor dat mijn tas voor ongeveer een derde uit sleutels bestaat. Uit diezelfde tas haal ik, terwijl ik de trap oploop, mijn OV-chipkaart. Ik wil inchecken, maar hoor drie keer een piep, kort achter elkaar. Te lang voor de lezer gehouden. De consequentie: een tijdstraf van tien minuten. Ik vind het nogal wat en bel alvast naar school:  het eerste uur wordt een moeilijk verhaal. De reden is dat dan al.

Na een uitgelopen afspraak check ik weer in, op het perron. In één keer raak, ditmaal. In de trein wordt mijn (OV-)kaartje gecontroleerd. Het duurt even, want eerst moet bepaald worden of het middag of avond is: ‘Goede… eh… tja, wat is het, eh… vijf over zes… avond alweer.’ Er volgt ongemakkelijk gelach; mijn wenkbrauwen zetten koers richting haargrens. Ik geef mijn OV-kaart en steek mijn arm uit om hem weer aan te nemen, maar de conducteur is iets op het spoor gekomen. ‘Mmmmeneer, u heeft niet ingecheckt.’ ‘Jawel. Hij piepte, op een rustige manier, en maar één keer.’ Ik heb geen bewijs, dus ik waag me nogmaals en met meer precisie aan het geluid dat de lezer maakte: ‘Piep.’ En nog een keer: ‘Piep.’ ‘Dat zijn twee piepen, meneer.’

Uit eten, niet veel later. Hetzelfde probleem met goedenavond; kan het al? De ober vraagt of we wat komen eten of komen drinken. Jazeker... Oké, wat eten. Of we een voorgerecht gaan bestellen. En of we alvast een mandje brood met kruidenboter willen. En de wijnkaart, en de menukaart, en de kaart met de dagmenu’s. Vervolgens horen we een aantal keer dat we rustig aan moeten doen met het maken van een keuze. De keuze valt op het tapasmenu. Tweemaal, want het zijn porties voor twee personen: eerst een gang met koude tapas, daarna met warme.

De laatste Spanjaard was hier bezweken. Hij had kreunend en kruipend van ellende de uitgang opgezocht en was met zijn vrienden, die eerder op de dag al het loodje legden, teruggehold naar Spanje. Zonder in te checken.