De schouwburggids valt op de mat. Sinds de
telefoongids verleden tijd is en er nog geen iPads op deze manier bezorgd
worden, kan het geluid niets anders betekenen. Ik loop onbeheerst naar de
voordeur, pak de gids op en scheur hem uit zijn onterende folie. Op de voorkant staat een wild springende man met een viool in zijn hand en zijn tong uit zijn
mond. Als je een 3D-bril op zou zetten zou die er direct driedimensionaal
van afgetrapt worden - de toon is gezet. Het boekje ruikt lekker, naar oude speelgoedboekjes van de Intertoys of de Bart Smit. Herinneringen aan gure zondagmiddagen dringen zich op: lijstjes maken, kiezen tussen Legokastelen, een uitstapje naar de meisjesafdeling, meewarig grinniken om speelgoed waar ik (zogenaamd) overheen gegroeid was.
Ik sla de eerste bladzijde om. Een reclameboodschap met eromheen drie spontaan poserende recensenten en een voorwoord van de nieuwe directeur verschijnen in beeld. Ik heb een zwak voor duimopstekende deskundigen, maar ik ben gek op voorwoorden, dus mijn aandacht schiet meteen die kant op. Verplichte
bedankjes, open deuren, hemeltergende metaforen, hypocriete succeswensen; een
mengsel van dat alles in een amicaal en lichtvoetig geschreven stukje tekst – voor
wie erin trapt. Heerlijk. Hopelijk koop ik ooit nog een boek met de tweehonderd
allerbeste voorwoorden. Ik zou ze alle tweehonderd in mijn huis ophangen. En
daarover schrijven, in het voorwoord.
De directeur van dienst heeft geblondeerde haren en de armen
over elkaar. In de eerste alinea heeft hij het over spannende tijden. In deze spannende tijden stormt het, dus we worden uitgenodigd te
komen schuilen onder het dak van de schouwburg – ja, ja, ja! In de tweede alinea
gaat het over jezelf verwonderen, verbazen, je laten verrassen, over de magie van theater. Dit deel riekt naar plagiaat, maar wellicht maken dergelijke ijle termen deel uit van het schouwburggidsprotocol en gaat de directeur vrijuit. Het voorwoord wordt afgesloten met regelrechte campagnetaal. ‘Ga met
ons de uitdaging aan’ is de uitsmijter. Ik vraag me af hoe ik dat moet doen, met
de schouwburg de uitdaging aangaan. Misschien dat ik het binnenkort maar ’s
moet proberen: ‘Hallo, meneer de directeur? Ik kom met u de uitdaging aangaan. Schikt het?’
Ik blader verder naar de beschrijvingen van de voorstellingen
die in het volgende seizoen op het programma staan. Ook bij het lezen hiervan struikel
ik over de clichés, de geforceerde knipogen en de hijgerige complimenten. Het
woord ‘geniet’ komt zo vaak voor dat op een gegeven moment alle andere woorden
er ook op gaan lijken. Het hele boekje is één groot genot geworden en ik
realiseer me ineens dat de tweehonderd beste voorwoorden al uitgegeven worden.
Jaarlijks, in de schouwburggids. Geen wonder dat ik hem nu al voor de derde keer aan het lezen ben.