In de zomer pas ik een paar weken op Chanda. Ik heb met haar
een relatie op afstand: ze is mijn hond, maar we wonen gescheiden van elkaar.
Ze is nu vijftien jaar, precies zo oud als ze volgens de vrouw van de kennel
zou gaan worden. Daar moet ik maar niet te veel aan denken. Chanda is de liefst
denkbare hond en verdient het om geëerd te worden. Een requiem over (hopelijk)
een paar jaar ligt voor de hand, maar dat zou suggereren dat er op eerdere
momenten niet of nauwelijks aan haar gedacht is. Hierbij wil ik Chanda het
tegendeel bewijzen.
Chanda spreek je uit als Tjenda. De naam bereikte mij via
Chanda Rubin, tennisster uit de jaren ’90. Ik was in die tijd een groot
tennisfan, al verried mijn voorkeur voor Michael Chang de willekeur waarmee ik
mijn fanschap bedreef. Chang zou het worden, de naam van mijn aanstaande hond.
Toen bleek dat het een meisje zou worden zocht ik naarstig naar een tennisster
waarvan de naam op Chang leek. Het resultaat was Chanda Rubin. Na een paar keer
oefenen met apporteren, iets wat weggegooide tijd zou blijken, vond ik de naam
Chanda mooi, mooier zelfs dan Chang.
Chanda was mijn verjaardagscadeau. Ik werd negen. Het werd
tijd voor een broertje of zusje, vond ik. Mijn ouders dachten daar anders over;
dat zou niet meer gaan gebeuren. Een hond dan maar. Ook dat idee ondervond de
nodige weerstand. Wie zou er voor de hond gaan zorgen? Uitlaten, borstelen,
naar de dierenarts voor een prik, het hoorde er allemaal bij en het zou
hoofdzakelijk mijn verantwoordelijkheid gaan worden. Had ik dat ervoor over? Ik
kende het woord verantwoordelijkheid nog niet en besloot het ervoor over te
hebben.
En dus kreeg ik een hond. Ik wilde het liefst een kleine
hond en werd daarin gesteund door mijn moeder die geen goede ervaringen had met
grote honden (eigenlijk één grote hond). Het werd een Boomer, wat ik ook een
mooie naam vond. Een Boomer was een kruising tussen een Maltezer en een Tshi-tzu;
ook niet verkeerd. Chanda werd ontvangen met kussens, water en kaas. De eerste
nacht piepte ze, waarschijnlijk omdat ze haar moeder miste. We hebben haar
daarna zelden op een geluid kunnen betrappen. Daarentegen likt ze onophoudelijk en rent ze per dag vijf minuten als een gek in het rond. Ze is
bijna altijd vrolijk, ook als daar weinig reden toe is, tijdens bijvoorbeeld
een verkleumende sneeuwwandeling of een nijpend gebrek aan kaas.
Chanda stak ooit vol bravoure een drukke straat over, haar
baasje desolaat en met een geknapt riempje achterlatend. Chanda kwam ooit op
achteloze wijze terug van een onaangekondigd logeerpartijtje bij een vriendje
in de tuin. Chanda maakte ooit, na een nieuwsgierige sprint met kwispelende
staart kennis met twee paarden. Chanda kon alles aan. Chanda kan alles aan! Nog
vele jaren, lieve Chanda.