De bondscoach mag twijfelen over het wel of niet opstellen van Jetro Willems, ik kamp met een dilemma dat vele malen hardnekkiger is. Ga ik morgen de wedstrijd thuis kijken, thuis in Tilburg, bij mijn ouders? Of in de stad, in Utrecht, met vrienden? Neem ik het risico zwaar ontgoocheld tussen hordes uitgedoste Thialfsupporters te staan? Of speel ik de veilige kaart en drink ik, na een eclatante 4-0 overwinning, met enige vertwijfeling een glas spa rood? ‘Op onze jongens!’
Als ik risico neem ga ik in de stad kijken. Mee in de oranje
gekte. Met alle gevolgen van dien: negentig minuten lang een boomlange vent
voor mijn neus, met een weelderige bos krullen op de plek waar Ibi in beeld zou moeten verschijnen; geen geluid, dus geen commentaar, dus geen
idee hoeveel interlands Mark van Bommel nu precies meer gespeeld heeft dan
Edgar Davids. Daarbij: gejoel en geklap, ongeacht hoe tergend langzaam het
baltempo of dodelijk voorspelbaar het spel van Nederland is. Tot slot het
risico dat je zestien minuten pauzeert en zodoende de eerste goal mist – niet
alleen Poulsen heeft van dat moment wakker gelegen.
Maar ook de intense vreugde als er gescoord wordt. Alsof
alles van die ene wedstrijd afhangt. Sorry, omdát alles van die ene wedstrijd
afhangt. En de spanning, die te snijden is, maar die het hoofd geboden wordt
door de eensgezindheid die er uit het getier op de scheidsrechter en gefluit
naar de tegenstander doorklinkt. Het is
een cliché, het oranjegevoel, maar als het bestaat, huist het in kleine cafés
met grote schermen.
En niet in een iets ruimere woonkamer met een beduidend
kleiner scherm. Daar wordt het oranjegevoel met alle geoorloofde middelen buiten
de deur gehouden. Zo wordt tijdens de voorbeschouwing
van Jan van Halst – punctueel zoals (gelukkig) alleen hij dat kan – misprijzend
gelachen. Het Wilhelmus doorstaan we met ongeduldig zuchten en als de eerste
pass gegeven is, volgt direct de eerste de eerste cynische bespiegeling over de
onkunde achterin. Hè, gezellig.
Maar wel meer in de lijn van wat er op het veld gebeurt en
wat het belang ervan is. Van de Wiel probeert trucjes uit die hij de volgende
dag op Twitter kan zetten, met erachter: #fifa12. Relativering is dus op zijn
plaats, omdat we kunnen zien dat de lamlendige wedstrijd onze onverdeelde
aandacht niet waard is en horen dat het aantal interlands van Mark zo’n vaart niet
loop. En omdat na de kansloos verloren wedstrijd het journaal opgezet wordt en
er in de wereld ook het een en ander gebeurd is dat onze onverdeelde aandacht
eigenlijk meer verdient.
Maar stel nou dat de wedstrijd met flitsende aanvallen en
schoonheden van doelpunten gewonnen wordt? Dan moet ik niet aan relativering
denken, dan wil ik alleen maar aan de wedstrijd denken. Oké, en aan de lonkende kwartfinale. Maar nergens anders aan. Wat nou als Nederland weer zulke
poulewedstrijden op de mat legt als vier jaar geleden maar ik onthoud alleen dat
er in juni in Peru een helikopter vermist was, met daarin
één Nederlander? En dat was niet eens een speler van het Nederlands elftal!
Onverdraagbaar zou dat zijn.
Ik denk dat ik morgen op mijn kamer begin. Als het 1-0 wordt verkas ik naar de stad en bij 0-1 neem ik snel de trein naar Tilburg. Het is aan het Nederlands elftal.