MSN kwam tegelijkertijd met mijn buitenboordbeugel: in de
eerste klas installeerde ik het programma op mijn computer. Mijn e-mailadres
was bugsbruggink@hotmail.com en
om die reden heette ik Bugs Bruggink – naar één van mijn favoriete PSV’ers Arnold
Bruggink, of naar één van mijn favoriete Looney Tunesfiguren Bugs Bunny. In het
begin had ik maar een paar vrienden. Ik was er vroeg bij, maakte ik mezelf
wijs. Om altijd te kunnen zien wie van deze paar vrienden online waren en om
zelf te bepalen wanneer ik dat was, was mijn status altijd afwezig. In de praktijk was ik vaak het tegenovergestelde van
afwezig: dan zat ik doodstil achter de computer, alert op alles wat op MSN kon
gebeuren.
Toen de vrienden langzaam toenamen, deden de verschillende
MSN-namen dat ook. Ik zag op het scherm regels uit songteksten en levensmotto’s
verschijnen, omringd door veelbetekenende symbolen en smileys. Het waren vaak
gewichtige boodschappen, die niet helemaal strookten met de Mr. Beanagenda’s
die naast de MSN’ers op de bureaus lagen. Maar aan die wetenschap had ik niets;
Bugs Bruggink verbleekte bij alle filosofische wijsheden en dus moest er een
andere naam komen. Ik koos een regel uit een nummer van The Streets: iets over
climbing the ladder. Ik had geen idee wat het betekende, maar de regel viel
niet uit de toon bij de andere en daar ging het om. Ik plakte er drie puntjes
achter om de naam wat extra lading te geven…
Op school merkte ik dat MSN er niet voor niets was. Ik ging
steeds meer de behoefte voelen om dingen te bespreken, mogelijk omdat ik steeds
meer dingen meemaakte, maar waarschijnlijk omdat er overal op school door
iedereen van alles besproken werd. Die gesprekken gingen nog wel eens langs me
heen, maar op MSN haalde ik deze gespreksachterstand dan in door honderduit te
klagen over leraren, zonder enige aanleiding nieuwe liefdes te voorspellen of
te bemiddelen in ruzies die er eigenlijk niet waren. Het leven kreeg wat meer
diepgang, concludeerden we, op MSN. Doordat niemand met een MSN-naam als Bugs
Bruggink hier tegenin durfde te gaan, heb ik pas recent ontdekt dat dat
eigenlijk wel meeviel.
Behalve toen ik ging MSN’en met een heel leuk meisje.
Elke dag. Met haar MSN’en werd een even zenuwslopende als belangrijke
bezigheid. We spraken af om op bepaalde tijden te MSN’en. Dan zorgde ik ervoor
dat ik op offline stond – een recente
ontdekking – en dat ik een paar uur niets anders te doen had. Vanaf de
begroeting werd elke zin het resultaat van veel wanhopige pogingen er
één te schrijven. Alles moest ertoe doen. Op een dag schakelden we over op geheimtaal;
dat hielp iets. We durfden nu te schrijven dat we elkaar leuk vonden. Soms
zetten we de webcam aan en zwaaiden we. Het hielp allemaal niet veel, want als
we elkaar op school tegenkwamen, liepen we nog altijd in een verlegen boog om
elkaar heen. Toch maakte dat niet veel uit: we hoefden onze virtuele verkering niet in het echte leven te bewijzen.
(L):(:@Liefuh MSN, kga je missuh... R.I.P.:(:@(L)