Het WK, vorig jaar, kende een paar leuke en een heleboel doodsaaie wedstrijden. Ik hoopte voor aanvang van het evenement, net als mijn collega’s, natuurlijk op uitzending naar de finale, maar moest uiteindelijk genoegen nemen met Nederland-Slowakije. Het was niet anders.
De wedstrijd werd gespeeld op 28 juni, in het Goudsmit Stadion. Vroeg in de morgen, het ontbijt net achter de kiezen, reed ik de parkeerplaats van het bescheiden stadion op. Ik werd naar een van de vele lege vakken geleid door een joekel van een vogel. Met enorme passen ging het pratende gevaarte me voor, met piepende banden kon ik hem volgen.
Terwijl ik, nog enigszins in de war van wat ik zojuist had meegemaakt, in aarzelende tred richting het stadion liep, werd me de pas afgesneden door een andere, wat oudere journalist, in een bordeauxrood pak. De man scheen een begrip te zijn in het organiserende land, mij was hij echter volstrekt onbekend. Hij kwam wat nors op me over, klaagde over slaapproblemen. Een muis zou hem de hele nacht wakker hebben gehouden. Ik dacht er het mijne van.
Binnen stond de koffie klaar. Poeh hee, daar was ik aan toe. Een aardige mevrouw met een lieve voorleesstem schonk waar en wanneer nodig bij en een blauw monster zorgde voor vers gebakken koekjes. Dat noem ik gastvrijheid. Het kan nog. Veel tijd voor ontspanning was er echter niet. Enkele minuten later volgde al de briefing, onder leiding van een druk gebarende man met rastaharen. Hij was wat je noemt een chaoot. Hij was erg druk en maakte een verwarde indruk. Daarbij had hij een handicap: hij kon niet praten. Gelukkig was zijn assistent meegekomen, een klein blauw mannetje met een snor en een cowboyhoed. Hij vertaalde alle gebaren van de druktemaker, als hij nog wist welke het waren; de man had een geheugen als een zeef.
Door niet geheel onverwachte miscommunicatie belandde ik kort na de bespreking in de kleedkamer van de Slowaken. Daar was een klein roodharig beestje bezig de voetbalschoenen een voor een van een poetsbeurt te zien. In dezelfde ruimte werden de shirts tot capes vermaakt door een blauw monster met een nare, harde stem. Hij had iets weg van die van de koekjes. Ik liep snel door, totdat ik in de spelerstunnel terechtkwam. Daar zag ik de spelers van Nederland en Slowakije staan. Tellen jullie mee?
De assistent-coach van het Nederlands elftal, ene Frank, gidste me van de tunnel naar mijn plaats op de tribune. Hij kende het stadion als zijn broekzak, speelde en coachte er al jaren zijn wedstrijden. Ik nam plaats op een stoel hoog in het stadion, in een vak dat bestemd was voor de mensen van de pers. Naast mij zat een collega die ik niet eerder gezien had. Het was een kikker, luisterend naar een bijzondere naam, die me helaas ontschoten is. Wel weet ik nog dat hij van het Sesamstraat Journaal was, een nieuwsprogramma van de regionale televisieomroep. Deze zeer ijverige en innemende kikker wist met er zijn vlotte babbel voor te zorgen dat ik, na de wedstrijd, zonder morren mijn wedstrijdverslag aan hem meegaf; hij zou er iets moois van maken.
Daarom leest u hier over mijn ervaringen voor de wedstrijd, in plaats van tijdens. Voor het wedstrijdverslag verwijs ik u graag naar de eerstvolgende uitzending van Sesamstraat, om half zes, op Nederland 3.