Het is
schoolfeest. De aula is versierd met lichtsnoeren. Aan de kop van de zaal
staat, op een verhoging, een collega. Hij draait de Gangnamstyle. Het merendeel
van de leerlingen staat om hem heen, op dezelfde verhoging. Er wordt fanatiek
gedanst. Het feest is begonnen om half acht en duurt tot half elf. Leerlingen
hebben hun best gedaan zich zo te kleden dat ze bij sommigen net wel en bij
anderen net niet opvallen. Glitter and Glamour is wat dat betreft een goed
thema. Je kunt het uitdragen door de eerste twee minuten – tot je de
eerste zweetdruppels van je voorhoofd naar beneden voelt glijden – een hoedje
op te zetten, maar ook door de hele avond te shinen in een driedelig glitterpak,
op bijpassende glitterschoenen.
Ik houd me,
met mijn hoedje af en toe op en af en toe af, aan de rand van de ruimte op de
vlakte. Naast me staan vier andere docenten met zo te zien dezelfde intenties.
Als anonieme scouts bekijken en bespreken we de feestende eersteklassers. Wat doen
ze? En wat niet? En wie is met wie? En, onvermijdelijk: hoe was dat dertien
jaar of langer geleden op ons eerste schoolfeest? Ik kan het me nog herinneren. Ik was met klasgenoten, met jongens, vriendjes van wie ik de meeste
al een tijdje kende. We stonden ook in de aula, op ongeveer dezelfde plaats als
waar ik nu sta: aan de rand van aula. Ook deden we ongeveer hetzelfde als ik
nu: niet veel. We keken en zwegen en we dronken cola, in ongeveer hetzelfde moordende tempo als nu.
Het hoedje zou zomaar een laatste overeenkomst kunnen zijn.
Hoe anders gaat het er op dit schoolfeest aan toe. Behalve wij, de mentoren, staat er niemand
aan de kant. Alle leerlingen dansen of begeven zich druk pratend in het midden
van de zaal. Jongens en meisjes staan bij elkaar en hebben volop (oog)contact
met elkaar. Ik sla het vol bewondering gade. Ook van een verdeling gebaseerd
op de klas is geen enkele sprake: we moeten stuk voor stuk de hele meute afgaan
om al onze leerlingen in beeld te krijgen. Voortdurend worden er nieuwe koppels en
groepen gevormd. Er wordt volop
gedanst, door de meisjes, maar ook door de jongens. Iedereen lijkt het naar zijn zin te hebben. Mijn ogen worden groter en
groter.
Ja, er zijn ook momenten waarop ik iets herken van mijn eigen eerste
schoolfeest: de plotselinge kring die gevormd wordt om een handjevol popelende
breakdancers – een garantie op populariteit gedurende je gehele schoolcarrière
– de ruimte te geven. En het schuifelen, aan het einde van de avond: met de
armen gestrekt van het ene been op het andere huppen, doodsbenauwd dat je iets fout doet. Ik spreek overigens niet uit eigen ervaring, maar uit die van vriendjes die dat durfden. Ik dronk zoals gezegd cola. Liters. Na het langzame nummer wordt er vertwijfeld maar ook opgelucht afscheid genomen van
elkaar. Het volgende nummer is iets onbekends uit de tijd van hun docenten. De
leerlingen kunnen even op adem komen.
Niet
iedereen schijnt daar behoefte aan te hebben. Uit mijn ooghoek zie ik zes, zeven
meisjes uit mijn mentorklas in sneltreinvaart op me af komen. ‘Meneer, dansen!’
zeggen ze. Ik kijk verschrikt naar mijn besmuikt lachende collega’s. ‘Ah,
please, ga mee dansen!’ Oké, oké. Met wiebelende benen ren ik met de leerlingen
mee naar het podium. Voor het eerst ga ik dansen op een schoolfeest.