vrijdag 13 februari 2015

Nieuw blog!

Ik ben gestopt met het schrijven van daghappen. Sinds februari 2014 schrijf ik stukjes over school en over lesgeven (http://alsdocent.blogspot.nl).

donderdag 10 oktober 2013

Interview

Mentorleerlingen in zicht! Gezellig, ze hebben zeker tussenuur. Ze lopen naar me toe. Gezellig! Ik heb ook tussenuur. Misschien willen ze iets vragen over de toets, of vertellen over de vorige les(sen). Ik ben één en al oor. ‘Meneer, mogen we u wat vragen?’ Meneer? U? Mijn mentorleerlingen noemen me nooit meneer, of u. Is er iets aan de hand, misschien? ‘Is er aan de hand, misschien?’ Vraag ik. ‘Nee hoor, we willen u alleen iets vragen.’ ‘Vraag maar, hoor’, zeg ik. Daar komt de vraag. ‘Mogen we u een paar vragen stellen over alcohol?’ Terwijl ze deze vraag stellen zetten ze mij en zichzelf op stoelen en graaien ze een lijst met  andere vragen tevoorschijn.

Vraag 1. ‘Drinkt u alcohol?’ Ja, ik drink alcohol. ‘Ja, ik drink alcohol.’ Dat ging goed.

Vraag 2: ‘Waarom drinkt u alcohol?’ Tientallen redenen duikelen over elkaar; sommige zijn leerlingproof, de meeste niet. ‘Omdat ik het lekker vind’ wint. ‘Omdat ik het lekker vind’, antwoord ik. Nog steeds geen problemen.

Vraag 3: ‘Hoeveel alcohol drinkt u?’ ‘Per dag?’ vraag ik. De leerlingen lachen. ‘Eigenlijk per week, maar per dag mag ook.’ Oei, dat was een misser. ‘Ik doe wel per week’, probeer ik, maar de leerlingen tuinen er niet in. ‘U drinkt dus elke dag?’ ‘Ik kom er vanaf met elke dag één wijntje bij het eten en op maandag niets.

Vraag 4: ‘Hoe oud was u toen u uw eerste alcoholische drankje dronk?’ Ik denk aan hoe oud ik toen was en ik denk aan hoe oud de vragenstellers zijn. Ik besluit geen risico te nemen. ‘Zestien’, zeg ik. ‘Zo jong!?’ vragen ze. Hun verbazing is zichtbaar. Jong? Oké, jong. ‘Eh, nou, wel sporadisch hoor.’ ‘Wat is sporadisch?’ Mijn redding. Op deze vraag ga ik heel diep in.


Vraag 5: ‘Bent u wel eens dronken geweest?’ Ik kijk wanhopig naar de klok. ‘Gaat de bel niet bijna?’ smeek ik. ‘Nee hoor, pas over tien minuten.’ ‘Wat verstaan jullie onder dronken zijn?’ vraag ik. ‘Wat verstaat u eronder? U heeft vast meer ervaring.’ De pen van de vragensteller tikt uitdagend op de tafel.  Ik bezwijk. ‘Ja, wel eens. Maar niet vaak hoor!’ ‘We hadden het nog helemaal niet over hoe vaak’, merkt een andere leerling op. Ik krijg even geen lucht meer.

Vraag 6: ‘Hoe vaak bent u dronken geweest?’

zaterdag 5 oktober 2013

Kipling

Het regent. In de klas verspreiden aan benen plakkende spijkerbroeken en van wax en gel beroofde kapsels een damp die mijn brillenglazen in nevelen hult. Er stond een rij voor de fietsenstalling; volgens de leerlingen is dat logisch, met zulk weer. Iedereen is op tijd. Een jongen vraagt of hij zijn schoenen uit mag doen. Ze zijn niet waterdicht, zegt hij en dat zie ik. Het tijdens de fietstocht verzamelde water gutst eruit. Het mag. Anderen volgen zijn voorbeeld. De rij schoenen onder de vensterbank wekt de indruk dat het twee maanden later is. Er zullen in de tussentijd nog veel regenbuien volgen.

In de eerste deed ik, als het regende, trouw mijn winterschoenen aan. Ook in de (na)zomer. Als ik op mijn gympen ging, werden mijn daarin huizende sportsokken nat. Dat was een doembeeld waar geen vensterbank tegenop kon. Bovendien deed ik niet zo gemakkelijk mijn schoenen uit in de klas. Mijn jas was wat dat betreft het maximum. Ik had altijd droge voeten, maar droge benen was een ander verhaal. Daar kon nu eenmaal niet altijd voor gezorgd worden. De logica achter deze vaststelling: regenpakken of -broeken dragen deed je in de winter ook niet en was om die reden nooit een optie, in tegenstelling tot de schoenen. En als je je knieën niet te veel boog, ging het best.

Als mijn glazen weer aan helderheid winnen, zie ik een leerling naar me toe lopen. Ze is zichtbaar en hoorbaar aangedaan. ‘Mijn boeken! Kijk nou!’ stamelt ze, twee resten van schoolboeken onder haar droge arm gehouden. ‘Hoe kan dat nou? Ik heb ze de hele tijd in mijn tas gehad. Echt hoor.’ Ik kijk naar haar tafel en naar haar doorweekte tas die er futloos tegenaan leunt. Het is een niet al te opvallende, smaakvolle, stoffen tas met hengels die je over één schouder hangt in plaats van over twee. Ik kijk van de tas naar het meisje en weer naar de tas. Uit de stoffen hengsels verschijnen in hoog tempo regendruppels, die op de andere, nog niet geredde boeken belanden.

In de eerste klas had ik een tas van Kipling. Kipling maakte tassen die de goedkeuring van ouders en hun kinderen om tegengestelde redenen net konden wegdragen. Ouders vonden ze aan de modieuze kant, wij vonden ze eigenlijk net iets te praktisch. Mijn Kipling kocht ik op vakantie, in Spanje. Hij was blauw, vierkant en van massief staal, vergeleken met mij. Het Aapje dat eraan bungelde heette Matt, een naam waar ik nog nooit van gehoord had. Als het regende verscheen er een grijns op het gezicht van Matt: niets of niemand kon mijn zwaar bewaakte, consciëntieus gekafte boeken iets maken.

De Kipling hield het niet lang vol. Na een paar overgangsmodellen kocht ik een paar jaar later ook een stoffen (één)schoudertas. Ik gruwelde inmiddels van alleen al de gedachte aan winterschoenen en kaftte mijn boeken niet meer, in de wetenschap dat ze sowieso niet heelhuids teruggestuurd zouden worden. Mijn regenpak had ik zorgvuldig verstopt. Ik nam natte boeken en natte sokken voor lief, zoals ik al jaren natte broeken voor lief nam.

Op de vraag of ze niet een klein beetje eigenwijs was om zo’n dag zo’n tas mee te nemen, antwoordde de leerling dan ook wijselijk: ‘Eerder vroeg wijs, meneer.’

zaterdag 28 september 2013

Schoolfeest

Het is schoolfeest. De aula is versierd met lichtsnoeren. Aan de kop van de zaal staat, op een verhoging, een collega. Hij draait de Gangnamstyle. Het merendeel van de leerlingen staat om hem heen, op dezelfde verhoging. Er wordt fanatiek gedanst. Het feest is begonnen om half acht en duurt tot half elf. Leerlingen hebben hun best gedaan zich zo te kleden dat ze bij sommigen net wel en bij anderen net niet opvallen. Glitter and Glamour is wat dat betreft een goed thema. Je kunt het uitdragen door de eerste twee minuten – tot je de eerste zweetdruppels van je voorhoofd naar beneden voelt glijden – een hoedje op te zetten, maar ook door de hele avond te shinen in een driedelig glitterpak, op bijpassende glitterschoenen.

Ik houd me, met mijn hoedje af en toe op en af en toe af, aan de rand van de ruimte op de vlakte. Naast me staan vier andere docenten met zo te zien dezelfde intenties. Als anonieme scouts bekijken en bespreken we de feestende eersteklassers. Wat doen ze? En wat niet? En wie is met wie? En, onvermijdelijk: hoe was dat dertien jaar of langer geleden op ons eerste schoolfeest? Ik kan het me nog herinneren. Ik was met klasgenoten, met jongens, vriendjes van wie ik de meeste al een tijdje kende. We stonden ook in de aula, op ongeveer dezelfde plaats als waar ik nu sta: aan de rand van aula. Ook deden we ongeveer hetzelfde als ik nu: niet veel. We keken en zwegen en we dronken cola, in ongeveer hetzelfde moordende tempo als nu. Het hoedje zou zomaar een laatste overeenkomst kunnen zijn.

Hoe anders gaat het er op dit schoolfeest aan toe. Behalve wij, de mentoren, staat er niemand aan de kant. Alle leerlingen dansen of begeven zich druk pratend in het midden van de zaal. Jongens en meisjes staan bij elkaar en hebben volop (oog)contact met elkaar. Ik sla het vol bewondering gade. Ook van een verdeling gebaseerd op de klas is geen enkele sprake: we moeten stuk voor stuk de hele meute afgaan om al onze leerlingen in beeld te krijgen. Voortdurend worden er nieuwe koppels en groepen gevormd. Er wordt volop gedanst, door de meisjes, maar ook door de jongens. Iedereen lijkt het naar zijn zin te hebben. Mijn ogen worden groter en groter.

Ja, er zijn ook momenten waarop ik iets herken van mijn eigen eerste schoolfeest: de plotselinge kring die gevormd wordt om een handjevol popelende breakdancers – een garantie op populariteit gedurende je gehele schoolcarrière – de ruimte te geven. En het schuifelen, aan het einde van de avond: met de armen gestrekt van het ene been op het andere huppen, doodsbenauwd dat je iets fout doet. Ik spreek overigens niet uit eigen ervaring, maar uit die van vriendjes die dat durfden. Ik dronk zoals gezegd cola. Liters. Na het langzame nummer wordt er vertwijfeld maar ook opgelucht afscheid genomen van elkaar. Het volgende nummer is iets onbekends uit de tijd van hun docenten. De leerlingen kunnen even op adem komen.


Niet iedereen schijnt daar behoefte aan te hebben. Uit mijn ooghoek zie ik zes, zeven meisjes uit mijn mentorklas in sneltreinvaart op me af komen. ‘Meneer, dansen!’ zeggen ze. Ik kijk verschrikt naar mijn besmuikt lachende collega’s. ‘Ah, please, ga mee dansen!’ Oké, oké. Met wiebelende benen ren ik met de leerlingen mee naar het podium. Voor het eerst ga ik dansen op een schoolfeest.

zaterdag 21 september 2013

De Logopedist

Maandag komt de logopedist. Hij (of zij) blijft de hele dag bij ons, op de opleiding. Op de basisschool kwam er ook wel eens een logopedist langs. Iedereen was bang voor hem. Je moest moeilijke woorden uitspreken en je mocht pas gaan als je dat foutloos deed, als je wesp zei in plaats van weps. Als je bij de logopedist zat, had je op bepaalde dagen een twee keer zo korte middagpauze en twee keer zoveel huiswerk. Voor iedereen had het daarom de hoogste proriri … prireiti … pori … prio … nou ja dat het belangrijk was om goed uit je woorden te komen. De verhaspelingen liet je voor de schrijfopdrachten; van dyslexie had nog niemand gehoord.

Door een behoorlijke overbeet sliste ik een beetje. Hierdoor behoorde ik onmiskenbaar tot de risicogroep pauzeverkorting. Toch ben ik altijd uit de greep van de gemene logopedist gebleven. Omdat ik een harde stem had en die naar hartenlust gebruikte voor de andere vijfentwintig letters, viel de behoedzame en moeizame uitspraak van de ‘s’ behalve mij vrijwel niemand op. Misschien zou die overbeet behalve mij ook niemand opvallen, dacht ik vervolgens, het succes van het onopgemerkt slissen nog vers in het geheugen. Dit was een paar jaar voordat de orthodontist hier met drie verschillende beugels drie duidelijke strepen door zette.

Op de middelbare school hebben we de logopedist niet meer teruggezien. Blijkbaar kon daar iedereen zich verstaanbaar maken. Dat gaf vertrouwen, zoveel dat op het schoolkamp onbevreesd de proef op de som werd genomen. In het platste Brabants dat ik ooit had gehoord en gesproken verkenden we de grenzen van de verstaanbaarheid. Ik hoorde mezelf dingen zeggen die op de basisschool een regelrechte gang naar de logopedist hadden betekend. Het voelde bevrijdend om verbaal en vocaal ongegeneerd uit de bocht te kunnen vliegen.

Ook in Utrecht, tijdens mijn studie, ben ik geen enkele keer een logopedist tegengekomen. Het had ook niet gehoeven: de dagelijkse praktijk zat vol logopedische ervaringen. Om me heen hoorde ik letters en woorden, uitgesproken op manieren die ik niet of alleen van de televisie kende. Van de weeromstuit begon ik sommige vormen over te nemen. Mijn accent trok zich onbewust en langzaam terug en maakte plaats voor een mengelmoes van dialecten en interpretaties van het ABN. Ik klonk in geen enkel opzicht meer als iemand uit Brabant. Dacht ik.

Vorige week, de eerste week op school, vroegen leerlingen uit mijn nieuwe klassen hoe oud ik was en waar ik woonde. Ik zei ’25 en in Utrecht’, of iets in die trant. Leerlingen waren verbaasd. ‘Dachten jullie jonger? Of juist ouder?’ vroeg ik. ‘Nee’, antwoordden ze, ‘we dachten België, of Limburg, ofzo.’


Onder maandag staat nu in mijn agenda: ‘korte pauze, veel huiswerk’.

zondag 15 september 2013

Meneer Rie

‘Yes, het volgende uur meneer Rie!’ Niet alleen Freek is er blij mee, ook zijn klasgenoten dansen en springen en gooien hun boeken de lucht in en vangen ze weer op. Uitgelaten rennen ze naar het lokaal op de derde verdieping, waar meneer Rie zoals altijd op de klas staat te wachten. Vlakbij het lokaal manen de leerlingen zichzelf en elkaar tot kalmte. Daarna lopen ze in één voor één de klas in. Meneer Rie begroet alle leerlingen individueel. Bovendien vraagt hij naar het hockeytoernooi van Pleun , de wiskunde-olympiade van Niels, de kappersbeurt van Janna, de door Michiel bezochte film en de door Iris bezochte verjaardag. Als de laatste leerling het lokaal in loopt, liggen er 24 boeken, 24 etuis en 24 schriften op de 24 tafels. De vijfentwintigste leerling voegt daar één set van boek, etui en schrift aan toe.

De les begint. Meneer Rie was ruim op tijd in het lokaal aanwezig en heeft daardoor de planning voor vandaag op het bord kunnen schrijven, alsmede de lesdoelen. De leerlingen nemen deze over en wachten op de lesopener: een filmpje dat direct aansluit op het onderwerp van de les en bovendien van een uitdagend niveau is. De vragen bij het filmpje heeft meneer Rie geprint en worden door twee vrijwilligers in de klas uitgedeeld. Het filmpje wordt twee keer bekeken: één keer zonder instructies, één keer met het uitgedeelde vragenblad als leidraad. De antwoorden op deze vragen worden individueel opgeschreven, vervolgens in tweetallen bediscussieerd en tot slot klassikaal besproken. Dit  verloopt gestroomlijnd; iedereen weet wat de bedoeling is en iedereen doet mee.  De inbreng van de leerlingen weet meneer Rie moeiteloos te relateren aan het verhaal dat hijzelf voorbereid heeft.

De overgang naar het tweede lesonderdeel, de uitleg van de stof, is daarmee een soepele. De uitleg van meneer Rie is helder, in stappen opgebouwd en sluit aan op zowel de voorkennis, de belevingswereld als het niveau van de 25 leerlingen. De vragen die de leerlingen stellen voorziet  meneer Rie direct van een passend, duidelijk en bevredigend antwoord. Na de uitleg wordt er gewerkt aan het huiswerk. Eerst individueel, daarna in tweetallen. Het moment waarop er overgegaan wordt op samenwerken weet meneer Rie helder te markeren en de leerlingen reageren erop door fluisterend het gemaakte en nog te maken werk met elkaar te bespreken. Intussen heeft meneer Rie alle tijd om bij de leerlingen langs te gaan en de vorderingen van hen te bevragen en bekijken.

Aan het einde van de les komt meneer Rie nog even klassikaal terug op de lesdoelen. Jim en Simone vatten namens de klas samen wat er in de les geleerd is en in hoeverre de lesdoelen bereikt zijn. Vervolgens geeft meneer Rie zijn visie hierop. In de minuten die nog over zijn, wordt de klas getrakteerd op het vervolg van het filmpje dat aan het begin van de les werd getoond.

Theo Rie is niet bij iedereen geliefd. Zo heeft hij het regelmatig aan de stok met mevrouw Tijk. Mevrouw Tijk heeft elk uur een klas uit een andere leerlaag, elk uur een ander lokaal, elk uur minstens dertig leerlingen en elk uur problemen met Ab Aratuur. Mevrouw Tijk weet daarom dat ze realistische doelen moet stellen en dat ze met plezier en inzet een heel eind komt. Toch kijkt ze ook wel eens naar de lessen van meneer Rie en heeft ze zich voorgenomen wat vaker iets uit zijn lessen over te nemen.

dinsdag 10 september 2013

Appartement

Op het scherm van de televisie loopt een golf als die van een hartslagmeter. Als ik met mijn vlakke hand een paar keer op de bovenkant sla, kan ik een minuut of tien ongestoord de ondertiteling lezen. Op slechte dagen storen zelfs de dvd’s. Onze internetverbinding is even onvoorspelbaar als het weer (gaat deze uitdrukking nog wel op?) en als ik muziek wil luisteren, maak ik van de kabel naar de boxen een unieke lus die geleiding naar beide uitgangen mogelijk maakt. Douchen doe ik in de keuken en slapen doe ik in een twijfelaar: het is net geen eenpersoonsbed.

Ik zou het niet anders willen.

Alhoewel…

Ik ben op vakantie geweest. Waar normaal gesproken mensen een selectie van hun spullen mee op vakantie nemen, omdat er in het onderkomen op de vakantiebestemming nu eenmaal niet genoeg ruimte is voor alles, daar heb ik spullen bij moeten kopen om het appartement enigszins te kunnen vullen: een bal met Takkie erop, een groot schrift, een knijpkat; alles kreeg een eigen plek in de ruime woon- slaap- en kookkamer. In die kamer, languit op de bank, zette ik voor de allereerste keer, weliswaar nietsvermoedend, de airco aan. Voor het eerst deelde ik een keuken met slechts één persoon. Een keuken met keramische platen. Een koffieautomaat met pads. Een vaatwasmachine.

Wat een luxe, opstaan in een donkere kamer en ontbijten op een kookeiland. Wat een ongekend en onbekend gevoel. We wilden er nooit meer weg. Ook niet als de zon verwoed door de ramen scheen of als er een driedelige wijntour met proeverij op het programma stond. Nog niet voor een gereserveerd retourtje strand met ligbedden en mosselen verlieten wij onze stoffen driezitsbank met voetenbankje en vervormbare kussens. We zaten en lagen overal in de kamer waar dat enigszins kon en zetten alle apparaten waar knoppen op zaten aan en uit. Wat zou er gebeuren? ‘Het geeft licht!’ ‘Wauw!’ ‘Wat zou je eraan hebben?’ ‘Weet ik niet.’ ‘Wauw!’

Het was een heerlijke vakantie. Zelden was ik zo ontspannen als tijdens deze week, in Bordeaux. En het is een geweldige stad, dat moet gezegd. We hebben er goed aan gedaan door het appartement af en toe voor even te verlaten, maar het gevoel na een – toch wel – lange dag in woord en vacht verwelkomd te worden door de deurmat hoorde bij de beste sensaties van de week. Eenmaal verwelkomd deden we steeds iets geroutineerder de airco aan. Af en toe vertrok er een triomfantelijke blik naar het tweepersoonsbed. Een keer dacht ik aan nog meer luxe: aan een verstelbaar waterbed, een bijbehorend bubbelbad, een thuisbioscoop. Er zijn mensen die dat hebben. Wij niet, gelukkig; wat was het dan een rotvakantie geweest.

dinsdag 13 augustus 2013

Theater Aan Zee

Josse de Pauw. Kent u hem? Nee? Oef, da’s ginne chance hebben, hè. Ik ook niet echt, trouwens. Ik zag een voorstelling van hem, ce’st tout. De voorstelling maakte deel uit van het Theater Aan Zee Festival in Oostende, waar mijn vader en ik de niet-Vlaamse bezoekersgroep vertegenwoordigden. De andere aanwezigen waren zogezegd Vlaams en zo nog niet gezegd wild van Josse. Al jaren. Al jaaaren. Want pas op, Josse de Pauw kan als geen ander teksten van beroemde en minder beroemde jazznummers opdreunen. Uit zijn hoofd, hè? Amai! En dan de naaktfoto’s die op de achtergrond geprojecteerd werden. Dat was zó Josse.

De avond na Josse gingen we naar een voorstelling van een post-rockband. Post-rock; mijn papá was verleid door de stomme film die bij de voorstelling inbegrepen zat en ik wist hem niet op tijd te waarschuwen. Ik had er weinig goesting in. Gelukkig bleek het café waar de voorstelling plaatsvond te klein om onze gereserveerde plaatsen te waarborgen, waardoor wij ons gewillig lieten terugzakken naar het terras. Er werd naar ons gestaard. Wie waren die’n rare gasten? En wat waren ze van elkaar? Geliefden toch zeker? Ja, vader en zoon, dat zeggen er meer. Ze waren zeker en vast niet van hier. Een vijandige eenkennigheid verspreidde zich over het café. Er werd fluisterend geklapt, op ambetante wijze met keycords gezwaaid en uitbundig gelachen. De volgende keer dat er naar ons gekeken werd, waren we weg.

De Afrikaanse afvaardiging van de tienkoppige band kwam er niet aan te pas. Het was de volgende dag en mijn vader en ik stonden aan de rand van de zaal. De vijf Vlaamse bandleden hadden het zware geschut in handen: alle instrumenten die konden versterkt worden. Ze waren er zeer fier op. De andere vijf moesten het doen met hun zelfgemaakte fluiten, trommels en gitaren. Het resultaat was een niet om aan te horen strijd tussen geluiden met de Vlamingen als potsierlijke winnaars. De onmacht van de Afrikanen – ik gokte Congo, maar de mannen bleken uit Zambia te komen – werd het best tot uiting gebracht door de fluitist, die, na enkele verwoede pogingen, gelaten zijn instrument wegstak. Desolaat keek ‘m de zaal in. Zijn instrument zou een half uur later geveild worden. Hij had het griezelige voorgevoel dat het daar niet bij zou blijven.

Na deze nieuwe teleurstelling kon zeker en vastgesteld worden dat het Theater Aan Zee Festival niet aan ons besteed was. We staken zodus onze ticketjes weg en stortten ons vol opgekropte overgave op het strand. We blikten vooruit op Zulte Waregem-PSV, de wedstrijd die later op de dag gespeeld zou gaan worden. 0-7 zou het moeten worden, vond ik. Ik vond dat het festival en daarmee Oostende en daarmee heel België dat verdiend had. Ik opende een blikje Heineken en dacht aan het Belgische voetbal, het Belgische theater, de infrastructuur, de taal. Vervolgens sprong ik vol overtuiging, met de VOC-mentaliteit, de zee in.

Die avond trachtte ik mijn beste theaterbeentje toch nog één keer voor te zetten. Veel erger kon het immers niet worden. En in de 0-7 van PSV was ik zozeer gaan geloven, dat daarvoor in het hotel blijven mij ineens ernstig overdreven leek.

En voilà…

In de openlucht werd op zeer overtuigende wijze een aangrijpend verhaal over de liefde tussen een meisje en een illegale immigrant uitgebeeld. Het stuk ging onder meer over vooroordelen, over buitensluiten, vertrouwen en wantrouwen. Er zaten een paar honderd mensen op de tribune; ineens droeg niemand meer een keycord. Het was de mooiste voorstelling die ik in tijden had gezien. Zo goed gespeeld, zo realistisch, zo spannend. De tijd was omgevlogen. Mijn vader en ik applaudisseerden onze handen rood, waarop we nagenietend terug naar het hotel liepen. Bezwaard dacht ik terug aan de middag op het strand. Zo erg was een kuiltje in de weg nu ook weer niet. En er gaat niets boven een Jupiler-pintje, dat weet iedereen. En over de VOC… Allee, ge verstaat ‘t. 

zondag 4 augustus 2013

Buurman

Wij hebben een nieuwe buurman. Hij woont op de benedenverdieping links naast ons. Wie hij opvolgt is mij niet bekend – buurman is een bonus. Wat ik van buurman weet, is dat hij vrachtwagenchauffeur is. Dat was het. Ik weet niet hoe hij heet. Het stadium van het naar elkaars namen vragen hebben buurman en ik overgeslagen. Uit onze eerste, vluchtige ontmoetingen konden we nog niet afleiden dat er een buurman in ons beiden schuilging. De vele ontmoetingen daarna, op de stoep voor onze huizen, waren daarentegen direct zo vertrouwd dat een voorstelronde ons toen niet meer gepast leek. Buurman, dus.

Buurman is een liefhebber van buiten zitten. Zijn plastieken tuinmeubels heeft hij onder de grote boom op de stoep voor zijn huis gezet. Buurman zit hele dagen in de schaduw. Op de niet gestelde vraag waarom hij niet in zijn ruimere, meer afgezonderde tuin zat, antwoordde hij eens: ‘Ik wil wel een beetje weten wat er in mijn straat gebeurt.’ Buurman was al ingeburgerd voordat hij de verhuisdozen had ingepakt. Zo wist hij binnen een halve dag dat er bij ons een jongen op reis was en de getroffen onderhuurmaatregelen waren voor hem een abc’tje. In de straat wonen ongeveer vijfentwintig studenten, aldus buurman. Hij zag laatst mijn vriendinnetje voorbijfietsen. Ze stopte niet. Dat verbaasde hem. Buurman houdt alles in de gaten.

Buurman is in alle opzichten een echte buurman. Hij is gek op praatjes maken met buurtgenoten, houdt bij waar iedereen is en waarom dan wel, is altijd goedgehumeurd en helpt je als je je fiets niet uit de stalling krijgt. Buurman is het geweten van de straat en laat zich daar graag op voorstaan. Aan de andere kant: buurman is niet opdringerig. Als je niet in de stemming bent en dat met weinig subtiele gezichtsuitdrukkingen laat blijken, knikt hij je bemoedigend toe en slaat hij met een glimlach een pagina van zijn krant om. Buurman wil graag dat zijn buurtgenoten het net zo naar zijn zin hebben als hij, maar als ze dat niet voor elkaar krijgen, is hij stiekem maar wat trots dat hij zo van het leven geniet.

Vanochtend  heb ik buurman uitgezwaaid. Ik ga een week op vakantie; ik had het gevoel alsof hij dat al wist. Met mijn handen vol weekenders legde ik uit dat het plan een theatertrip naar Oostende betrof. Ik merkte direct dat buurman niet alles wil weten. ‘Hoelang ga je?’ Was zijn voornaamste interesse. Ik vertelde hem verontschuldigend dat er waarschijnlijk een paar huisgenoten zullen terugkeren van hun vakanties, de komende dagen. Buurman zweeg en sloeg met een zuinige glimlach een pagina van zijn krant om. ‘Een fijne reis’, mompelde hij. 

woensdag 31 juli 2013

Voetbal 2.0

PSV heeft gisterenavond in het eigen Philips Stadion bijzonder slechte zaken gedaan waar het gaat om de plaatsing voor de volgende voorronde van de Champions League. Het team van coach Phoxy won onder toeziend oog van mascottes Cocu, Faber en Van der Weerden slechts met 2-0 van Zulte Waregem, dat in de return genoeg heeft aan een reglementaire 3-0 overwinning. ‘We hebben gegokt en verloren’, aldus een berustende supporter. ‘Ik zie Zulte Waregem thuisblijven.’ Zijn coach was minder somber over de kansen van de Eindhovenaren: ‘Het wordt moeilijk, maar het is volgende week aan Zulte Waregem om niet op te komen dagen. We zullen er alles aan doen om ze naar het stadion te lokken. Wie weet wat er nog mogelijk is.’

Dat zal PSV dan wel moeten proberen zonder het voltallige team dat gisterenavond op het veld stond. Met nul gele en nul rode kaarten zijn alle spelers voor minstens één Europese wedstrijd geschorst. ‘Dat is een domper’, aldus Phoxy, die in dat opzicht het gemis van Van Bommel nogmaals benadrukte, ‘maar we hebben een brede selectie van 23 spelers en meer dan duizend meereizende supporters, die allemaal genoeg kwaliteiten hebben.’ Wie er woensdag aan de aftrap zullen verschijnen, wilde de oefenmeester nog niet zeggen. Wel gaf hij aan dat iedereen een wedstrijdshirt aan moet doen, het liefst één van dit seizoen. Er zullen dus waarschijnlijk weer enkele supporters hun opwachting maken in PSV 1. ‘Dat zal dit seizoen wel vaker het geval zijn. Dat zijn de wetten van het moderne voetbal’, aldus de coach in het grote vossenpak.

Daarmee doelde hij op het loodzware programma van de clubs. Ook deze jaargang zullen alle wedstrijden in de rust afgewerkt worden. ‘Het werd tijd dat de spelers uit de e- en f-jeugd eens hun zin kregen’, verdedigt KNVB-voorzitter Ruben van Bommel (9) de vorig jaar ingevoerde herverdeling. Phoxy heeft zijn bedenkingen bij de verandering. ‘Gevolg van deze keuze is dat de spelers in het kwartier dat er nog van hun wedstrijden is overgebleven, vol gas geven, wat tot meer blessures en daardoor tot meer inbreng van supporters leidt’. Op de vraag of de coach, ondanks de uitslag, de schorsingen en de op handen zijnde blessures, toch nog iets positiefs kan noemen over de wedstrijd van gisterenavond, luidde het antwoord instemmend: ‘Ja hoor, ik vond dat we, zeker in de eerste vijf minuten, als individualisten speelden. Dat deed me deugd. En de tweede goal was weliswaar randje binnenspel, maar de aanval die eraan voorafging was fantastisch. Dat geeft ons vertrouwen.’

Volgende week woensdag speelt PSV de returnwedstrijd tegen Zulte Waregem, in Brussel. De wedstrijd zal te zien zijn op TLC, tussen 20:45 en 21:00 uur. Vanaf 15:00 uur wordt er voorbeschouwd in de studio, door alle spelersvrouwen en natuurlijk vaste analist Maarten van Rossum. Mis het niet.