zondag 18 maart 2012

Van kak naar mest



Het contrast kon niet groter: die ochtend had ik bijles gegeven aan een jongen in Naarden, een jongen die trouwens helemaal geen bijles nodig had, eerder een bibliotheekpas: hij wist van a tot z wat er van hem verwacht werd bij het mondeling Nederlands, maar had vermoedelijk de l van lezen over het hoofd gezien. Ik houd al een paar bijlessen wijselijk mijn mond. Ik kan geen leeservaringen aanbieden, maar wel schema’s en open deuren over zenuwen en oefenen voor de spiegel. Om elf uur verliet ik twintig onverdiende euro’s rijker de door opritten omgeven villa, op weg naar mijn volgende bestemming.

Een boerderij in de buurt van Purmerend – ziedaar het contrast. Ik passeer een aantal verlaten plaatsen met oneindige weilanden waar voertuigen onder de drie meter in de minderheid zijn. Aangekomen in Purmerend neem ik onhandig plaats op een parkeerpaaltje, terwijl ik me verbaas over het enorme aantal verkeersborden om me heen en het tegenvallende aantal bankjes. Wanneer mijn evenwicht het dreigt te verliezen van het paaltje, zie ik vanachter een hoge tunnelwand mijn vriendinnetje verschijnen – kedeng kedeng! Nadat ik haar heb begroet maak ik kennis met Antje, dochter van boer Martin en Linda en tevens hoofd route of, zoals Antje het liever noemt: Antje Antje.

We rijden over lege landwegen met boerderijen aan de linker- en rechterkant. Antje wijst de goede boerderij aan. We stappen uit en blubberen onszelf richting de voordeur. Binnen ontmoet ik de andere leden van de familie, waaronder zoon Teun en dochter Frida. Teun is erg goed in rekenen en voetbal. Dat geloof ik direct, maar ik ontkom niet aan twee wedstrijdjes die beide verloren gaan. Ook Antje blijkt een snelle denker: bij het hooibalentellen laat ze me letterlijk en figuurlijk alle hoeken van de boerderij zien. Frida tot slot is een echte knuffelaar en daarbij de onbetwiste beheerster van ‘het rustige geitenhok’. Ze voert er een streng maar rechtvaardig deurbeleid: je mag erbij, als je zo mee gaat spelen. Fair.

Doodmoe loop ik ’s avonds de laatste meters naar huis. Sommige mensen reizen er de hele wereld voor over, maar ik had aan een OV-chipkaart en aan twee afspraken genoeg om op één dag in twee totaal verschillende culturen ondergedompeld te worden. Liggend op mijn bed in Utrecht druk ik de volgende gedachte weg: ‘Ik zou best wel op een boerderij willen wonen.’