zaterdag 19 januari 2013

Zonder telefoon

Mijn telefoon is stuk. Er is iets mis met de accu. Ik ben ermee naar de telefoonwinkel geweest en daar zei een jongen zonder enige expressie maar met een uitermate strak kapsel dat er iets mis was met de accu. Wat precies wist hij ook niet, maar hij kon de telefoon wel naar de fabriek sturen, dan zou er daar naar de accu gekeken worden. Door mensen die iets van telefoons wisten, voegde ik er in gedachte aan toe. Ik zag de jongen iets intikken op zijn strakke computer. Hij vroeg op zielloze, helemaal met zijn verkoopwaar vereenzelvigde wijze naar nummers, codes, adressen en formulieren die ik mee had moeten nemen. Ik staarde schuldbewust naar de grond en gaf hem alles wat ik hem kon geven: mijn telefoon.

Ik keek om me heen. Een deftige, oude man met een pet en een Burberry-sjaal keek naar een telefoon alsof het een tijdmachine was. Naast hem stond een aantal vrouwen van middelbare leeftijd zich te verwonderen over het gewicht, de grootte en de kleuren van de nieuwste toestellen. ‘Zou je het roze frame ook door je broek heen zie, als de telefoon oplicht?’ verwoordde een van de vrouwen hun aller nieuwsgierigheid. ‘Dat ligt er maar net aan wat voor een broek je aan hebt, Marjan’, beet een van de waarschijnlijk nog niet uitgeshopte vriendinnen haar toe. ‘Ja, dan ga ik nog even voor een zwarte broek kijken’, grapte Marjan, al werd dat niet door al haar vriendinnen zo opgevat.

In de tussentijd ontleedde de jongen met weinig verfijning mijn telefoon, tot er niets meer van over was dan een stapel losse onderdelen. Terwijl hij bezig was, zag ik in een flits alle telefoonnummers, e-mailadressen, berichtjes en foto’s verdwijnen. Ik dacht aan mijn lege telefoon; het resultaat van een onhandige actie van een jongen zonder expressie maar met een strak kapsel in de KPN-winkel. Dat zou een hoop gedoe geven. Hoe zou ik het op Facebook uitleggen? ‘Ik heb jullie nummers niet meer, maar jullie blijven mijn Facebookvrienden, 4ever.’ Zoiets? Misschien zou ik wel een Facebookpagina in het leven roepen, waarop iedereen zijn of haar nummers achter kon laten. Of zou ik Facebook er uitgooien? Afmaken waar de jongen in de KPN-winkel mee begonnen was? Tussen alle onderdelen zie ik mijn SIM-kaart. Misschien is dit het moment om alles in gang te zetten.

Ik zou eindelijk mijn ouders en broer weer eens kunnen verrassen door in plaats van net na, net voor het eten thuis te komen, met gruwelijke honger. Nu houden ze via What’s app nauwlettend mijn route bij en weten ze vaak eerder dan ik hoe laat ik thuis zal zijn. Ook zou ik weer eens iemand persoonlijk kunnen feliciteren – of ik het zal doen is een tweede – of sterkte wensen, of beide, als ik zou zien dat er bij de jarige thuis een zitverjaardag ophanden is. Misschien zou ik wel even blijven plakken. Ik ben op What’s app nog nooit even blijven plakken.

Niet langer zou alles voorgeprogrammeerd zijn. Ik zou naar buiten kunnen lopen, helemaal ingepakt tegen de sneeuw en gure noordoostenwind, en er op de stoep achter komen dat ik me een paar maanden vergist heb. Zoals dat soms gebeurt. Ik zou in een onbekende stad lopen als een onbekende, niet bewapend met een GPS-systeem dat gekoppeld is aan plaatselijke trekpleisters. Ik zou nietsvermoedend een ijsje voor de instorting behoeden terwijl ik de belangrijkste kathedraal van de stad voorbijloop.

Het vooruitzicht van een leven zonder telefoon begint me steeds beter te bevallen. Dit blijft zo totdat mijn telefoon weer in elkaar is gezet en de opluchting zich van me meester maakt. Ik had hem best wel gemist, mijn telefoon, de afgelopen minuten. Het blijft een goed plan, door het leven gaan zonder telefoon, maar dan bijvoorbeeld voor één dag: een dag in de vakantie, als ik niets te doen heb. Of een halve dag, om mee te beginnen.