zaterdag 25 mei 2013

Andere tijden PSV

Vanavond speelde Borussia Dortmund tegen Bayern Munchen om de Champions League. Bayern won. Het Nederlandse aandeel in de overwinning was groot, met een assist en de winnende treffer van de man die drie jaar geleden gedurende tien seconden het hele Nederlandse volk in zijn macht had: Arjen Robben.

Nederlandse spelers en de Champions Leaguefinale gaan doorgaans goed samen. Een Nederlands team in de Champions League-finale is daarentegen even onwaarschijnlijk als een Maltees of Litouws team in de poulefase. Hoe anders was dat acht jaar geleden. Toen ging de finale weliswaar tussen AC Milan en Liverpool, maar de Milanezen speelden met het Eindhovense gras nog tussen de noppen.

PSV was dat seizoen ijzersterk, met de teamspelers Philip Cocu, Mark van Bommel en Ji-Sung Park als uitblinkers. In de Champions League werd voor het eerst de poulefase overleefd. Vooral de goal van Damarcus Beasley is me bijgebleven, tegen Rosenborg: 1-0. De pass van Cocu werd liefkozend een De-Boertje genoemd. Ook de kiezelharde kopbal van Alex tegen Arsenal mocht er wezen.

In de achtste finales werd AS Monaco eenvoudig opzijgezet. PSV was in die dagen zo goed dat ik het normaal vond dat ze in Monaco met 0-2 wonnen en dat Vennegoor of Hesselink de man van de wedstrijd was. In de kwartfinale was Olympique Lyon de tegenstander. Lyon was in die jaren een outsider voor de titel, vergelijkbaar met het huidige Borussia Dortmund. In Lyon werd het 1-1 door een gelukkige en onverwachte treffer van Cocu.

Getooid in een Kezmanshirt – tijdperken volgden elkaar toen al razendsnel op – trok ik op een avond in april, samen met mijn broer en duizenden andere supporters, naar het stadion. Daar namen we plaats op direct na de uitwedstrijd gereserveerde stoelen in de tweede ring. We zaten in een ‘lage rij’, zodat we iedereen op het veld herkenden, tot aan de relatief onbekende invaller Robert, die voor de wedstrijd een Maradonna-achtig dansje deed met een bal.

In de achtste minuut kopte Wilfred Bouma – ja, die – een hoge bal onhandig weg: recht in de voeten van gewezen Arsenal-ster Sylvain Wiltord. Die rondde niet fraai maar uiterst doeltreffend af. Een uur later werd het, na veel gemiste kansen, eindelijk 1-1 door een indrukwekkende volley van Alex. Een ongelooflijke hoeveelheid geluid verzamelde zich en kwam in alle hoeken van het het stadion tot ontploffing. Ik sprong en danste en viel mijn zeker veertig jaar oudere buurman om de nek; van mijn broer was een paar minuten geen spoor te bekennen. Niets kon dit overtreffen. Helemaal niets.

Een uur later moest ik, na de winnende penalty van Robert, die mening herzien. Wat een avond! Wat een overwinning! PSV stond in de halve finale!

Tijdens de uitwisselingsweek in Polen onttrok ik me op de Champions Leagueavond aan verschillende halve en hele afspraken om in de woonkamer van mijn gastgezin AC Milan-PSV te kunnen kijken. Ik was alleen. De tv stoorde, wat de wedstrijd in mijn geheugen een extra sombere en vage gloed heeft gegeven. Ik herinner me alleen nog de 2-0 van Jon Dahl Tomasson: een frommelgoal. Ik wilde met iets gooien, maar gelukkig had de tv geen afstandsbediening.

De terugwedstrijd werd een nog onmogelijke opgave dan die tegen Olympique Lyon. Deze mening heb ik helaas niet kunnen herzien. Al scheelde het niet veel. Het had de avond van Theo Lucius kunnen worden: die avond was hij voor even de beste voetballer van de wereld.